Circulair is echt een uitdaging
Marijn Bijleveld is senior onderzoeker en themaleider Grondstofketens bij onderzoeksbureau CE Delft. In die hoedanigheid werkt ze onder meer aan verduurzamingsvraagstukken rond grondstoffen en producten. Levenscyclusanalyse (LCA) is daarbij de rode draad. Tijdens het Recyclingsymposium in Gorinchem gaf Bijleveld een reflectie op de R-ladder. “Het is allemaal begonnen met de Ladder van Lansink.”
Circulariteit, het sluiten van grondstofketens, ziet Bijleveld als een belangrijk middel om tot een duurzame samenleving te komen. “Ik leg graag de link tussen circulariteit en daadwerkelijke (meetbare) duurzaamheid. Als themaleider houd ik me vooral bezig met strategische projecten. Ik denk mee over welke gegevens nodig zijn, voor monitoring, om zowel de mate van circulariteit te bepalen, als inzicht te geven in de milieu-impact van een product.” De R-ladder is gebaseerd op de bekende Ladder van Lansink. Bijleveld: “Dit schema uit 1979 laat een afvalhiërarchie zien, met storten onderaan en hergebruik bovenaan. Hier zijn op een gegeven moment de R-strategieën aan toegevoegd. Hergebruik blijft wel zo’n beetje bovenaan staan, maar onderaan zijn er ‘Recover’ en ‘Recycling’ bijgekomen. Het storten is er dus uit. De R-ladder is dus geen afvalhiërarchie, maar meer een overzicht van wat moet je doen om minder milieu-impact te hebben. De schema’s stellen: hoe hoger op de ladder, hoe meer milieuwinst. In ons milieukundig onderzoek naar verwerkroutes en wegwerp versus hergebruik zien we dit inderdaad terug.”
Geen hiërarchie
Bijleveld observeert: “in het huidige schema van PBL zie je een koppeling met circulariteit. Er is nog een hiërarchie te zien. De R-en zijn echter allemaal relevant, zo zegt ook de overheid. In de volgende variant, het 7R-model, is geen hiërarchie meer te zien. Dit is wel een belangrijke observatie.” En dan is er nog een figuur waarbij er tien R- en zijn, die zijn gekoppeld aan de stappen in de keten.
1. Refuse (weigeren/voorkomen onnodig gebruik),
2. Reduce (gebruik minder grondstoffen),
3. Redesign (herontwerp met oog op circulariteit),
4. Re-use (product hergebruik),
5. Repair (onderhoud & reparatie),
6. Renovatie (product opknappen),
7. Remanufacture (nieuw product van tweedehands),
8. Re- purpose (product hergebruik met ander doel),
9. Recycle (verwerking en hergebruik materiaal),
10. Recover (energie uit verbranding of vergisting).
“Dit model geeft aan, duidelijker dan de andere, dat je in de diverse ketenfasen acties kan ondernemen”, benadrukt Bijleveld. “Het is én-én-én. Nu zitten we met de erfenis van vroeger en moeten we zo hoogwaardig mogelijk verwerken wat er nu vrijkomen. In de huidige situatie ontwerp je circulair en gaat sloop en hergebruik straks heel anders.” Bijleveld noemt het een ‘hoopvol schema’. “Het laat zien dat het anders kan. Dat er Als ondernemer kun je zien waar je echt een bijdrage kunt leveren en dit is iets wat ik ook aan de BRBS-leden wil meegeven. Veel bedrijven werken nu op het gebied van recycling, maar ik wil ze prikkelen om ook eens te kijken naar renovatie en reparatie. Je kunt demonteren in plaats van slopen en de materialen hergebruiken. Je moet dan als ondernemer wel weten wat je ‘nodig’ hebt. De ontwikkelingen en inzichten staan niet stil en de R-schema’s geven richting.” De reden dat Bijleveld en haar collega’s onderzoeken hoe nog beter kan worden omgegaan met grondstoffen en bouwmaterialen, ligt in het feit dat de wereldbevolking sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw met de factor 2 is gestegen, maar dat we veel meer zijn gaan produceren en consumeren. En dat is gewoon niet houdbaar! Vandaar die strategieën voor bijvoorbeeld levensduurverlenging en het verminderen van productgebruik, om uiteindelijk te komen tot een duurzamere omgang met onze grondstoffen.” Maar ook in recycling is verbetering mogelijk, aldus Bijleveld. “In de bouw wordt nog steeds veel steenachtig materiaal gerecycled en verwerkt tot wegfundering. Dit heeft een functie, maar hiermee ben je niet circulair, want je creëert geen constructief materiaal. De uitdaging is om met duurzame energie zó te recyclen dat je grondstoffen met een hoge milieu-impact vermijdt.”
Demontabel en meer biobased
De fase eind-levensduur ziet er nu heel anders uit dan in de toekomst, benadrukt Bijleveld. “Je kunt je nu al voorbereiden op hoe gaat het er uit zien als de circulaire economie doorgang vindt. Ik ben ook van mening dat slopers en recyclers sterker hun stem kunnen laten horen en eisen kunnen stellen aan ontwerpers en opdrachtgevers. ‘Wij willen dit graag demontabel kunnen doen, dus het moet op een andere manier worden gebouwd’. Anders blijven we hangen in de oude manier van recyclen, in plaats van hergebruiken.” Bijleveld vraagt zich dan ook hardop af of de BRBS openstaat voor een naamsverandering. “Dus niet langer ‘Branchevereniging Recyclng Breken en Sorteren’, maar ‘Branchevereniging Demonteren Opwerken en Hergebruiken’. Met de BDOH zet je je ook in voor R-strategieën gericht op productbehoud. Dat is echt een uitdaging!”