BEwerken ONLINE

Inventariseren Zeer Zorgwekkende Stoffen in afvalstoffen: wie is aan zet?

Veel bedrijven in de sloop- en recyclingsector worden de laatste tijd geconfronteerd met verzoeken van het bevoegd gezag om inzichtelijk te maken of, en zo ja, welke Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in de door hen ingenomen afvalstoffen of het verwerkingsproduct zitten. Een veel gehoorde vraag in mijn praktijk is op wie de verplichting rust de informatie over ZZS aan te leveren? Is dat het bedrijf of het bevoegd gezag? En als er voorzieningen getroffen moeten worden om de emissie van ZZS te voorkomen of te beperken, hoe zit het dan met de kosten? 

ZZS zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. De laatste jaren zijn bekende ZZS als PFAS en GenX volop in het nieuws geweest. In de Nederlandse wetgeving zijn beperkingen opgenomen voor het produceren, verhandelen en gebruiken van ZZS (als zodanig of in producten) en het uitstoten of lozen ervan. De afval- en recyclingbranche wordt geconfronteerd met afvalstoffen waarin zich ZZS (kunnen) bevinden. 


Verlenen of wijzigen van vergunning

Vooral in het kader van het verlenen of ambtshalve wijzigen van een omgevingsvergunning milieu komen ZZS in beeld. Het bevoegd gezag moet een aanvraag toetsen aan het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). In hoofdstuk B.14 van het huidige LAP3 is het beleid opgenomen over de omgang met ZZS. Nuttige toepassing van afvalstoffen met ZZS moet mogelijk zijn, zolang geen onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu optreden. In het beleid is opgenomen in welke gevallen een risicobeoordeling van ZZS noodzakelijk is.

Voor het kunnen uitvoeren van een risicobeoordeling heeft het bevoegd gezag informatie nodig over mogelijk in de te accepteren afvalstoffen voorkomende ZZS. Maar wie moet nu voor die informatie zorgen? Ligt die verantwoordelijkheid volledig op het bordje van het bedrijf of mag van het bevoegd gezag ook wat worden verwacht?


Verplichtingen aanvrager 

Als juridisch uitgangspunt geldt dat bij het verlenen van een vergunning de aanvrager voldoende informatie aan het bevoegd gezag dient te verschaffen. Dat geldt ook bij het doen van een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de aanvrager de gegevens aanlevert die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het bevoegd gezag is op zijn beurt gehouden om de nodige informatie omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen te verzamelen. Wanneer het bevoegd gezag (op basis van een risicobeoordeling) niet overtuigd is dat sprake is van een aanvaardbaar risico, kan de vergunning worden geweigerd of bestaande vergunningen worden aangepast.

Een generieke verplichting om van alle in te nemen afvalstoffen een inventarisatie te maken van mogelijk aanwezige ZZS gaat naar mijn mening te ver. Dat dient immers niet altijd een milieubelang en is praktisch niet uitvoerbaar. Een dergelijke vergaande verplichting is dan ook onredelijk belastend. 

Dat wordt in het LAP3 ook onderkend. In hoofdstuk B.14 is opgenomen dat het ondoenlijk is om voor ruim 1.300 stoffen te beoordelen of ze al dan niet in een afvalstof of in het verwerkingsproduct daarvan aanwezig zijn. Indien het bevoegd gezag van mening is dat een bedrijf in zijn aanvraag voor verwerking en/of toepassing van afvalstoffen bepaalde ZZS over het hoofd heeft gezien, kan het bepalen dat voor de betreffende ZZS alsnog onderzoek moet worden verricht in hoeverre deze in de afvalstof of in het verwerkingsproduct kan voorkomen. Ook de Handreiking risicoanalyse ZZS in afvalstoffen wijst daarop. Daarin wordt aangegeven dat indien nodig bij een vermoeden van aanwezigheid van een ZZS een analyse zal moeten worden uitgevoerd om de aanwezigheid (en de concentratie) van de ZZS te bepalen. Het is dus een gedeelde verantwoordelijkheid van het bedrijf en het bevoegd gezag.

De praktijk zal moeten uitwijzen hoe omgegaan wordt met de informatieverschaffing omtrent ZZS en de verantwoordelijkheidsverdeling. Voor zover mij bekend zijn daar nog geen richtinggevende rechterlijke uitspraken over gedaan. 


Kosten

Een vraag die verband houdt met de aanwezigheid van ZZS in afvalstoffen, is het kostenplaatje dat verbonden is aan het treffen van maatregelen en voorzieningen om de emissie van ZZS naar lucht, bodem of water te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Daarbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat een voorziening economisch en technisch haalbaar moet zijn. Dat volgt uit de definitie van “beste beschikbare technieken” (BBT) in de milieuwetgeving. De haalbaarheid wordt op bedrijfstakniveau bepaald. Dat betekent dat een individueel bedrijf zich in beginsel niet met succes kan verweren met de stelling dat het niet kapitaalkrachtig genoeg is om een verlangde voorziening te treffen. Het niet kunnen voldoen aan BBT is een weigeringsgrond voor de vergunning.

Heeft u vragen over ZZS neem dan gerust contact op met de auteur.

Wilbert van Eijk

mr. drs. W.J.W. (Wilbert) van Eijk is als advocaat werkzaam bij Van Iersel Luchtman Advocaten in ’s-Hertogenbosch. Hij is gespecialiseerd in het milieu(straf)recht. Wilbert is voorzitter van het brancheteam Afval & Recycling van VIL. 
w.eijk@vil.nl

088-90 80 800