BEwerken ONLINE

Met circulair ontwerpen valt veel te winnen

Energie verbruikende of energie gerelateerde producten, zeg maar alles waar een stekker aan zit, dienen te voldoen aan de Europese richtlijn Ecodesign 2009/125/EG. In navolging van deze richtlijn besloot de Europese Commissie al in 2018 hier een grondstoffen paragraaf aan toe te voegen, die na uitwerking door het Europese Parlement is aangenomen. In het verlengde van het convenant Meer en Betere Recycling buigt op nationaal niveau een werkgroep zich inmiddels over de meerwaarde van eco-design en hoe dit op termijn in wet- en regelgeving te verdisconteren. 

Eco-design, of beter gezegd circulair ontwerpen, focust op het creëren van een product dat zo lang mogelijk op een hoog niveau hergebruikt kan worden, zonder dat hiervoor extra grondstoffen nodig zijn. “In wezen draait het dus om het ontwerpen van producten die, daadwerkelijk aan het einde van de levenscyclus gekomen, nog van waarde zijn. Dat kan zijn in de vorm van hergebruik van bepaalde onderdelen van het product, dan wel door de gebruikte onderdelen van dat product te recyclen om vervolgens weer als grondstof te laten dienen voor nieuwe producten. Maar daar gaat ook nog een fase aan vooraf, waarin door middel van regulier onderhoud de levensduur wordt gemaximaliseerd. Onderhoud houdt dus ook in dat een product waar nodig gerepareerd moet kunnen worden,” geeft Hanneke op den Brouw, project-adviseur Circulaire Economie bij Rijkswaterstaat aan.

In dat licht gezien zijn kwaliteit, flexibiliteit, repareerbaar, demonteerbaar en recyclebaar bij circulair ontwerpen wezenlijke uitgangspunten. Werkgroepen zijn inmiddels volop bezig deze uitgangspunten voor diverse productgroepen in te kaderen. Op den Brouw: “Dat geldt in het bijzonder voor de bouw. Deze sector is immers uiteindelijk verantwoordelijk voor het grootste volume aan afgedankte materialen in ons land. Om die hoeveelheid te reduceren is ook van belang oog te hebben voor grondstoffenefficiency. Voor circulair ontwerpen geldt nu nog geen verplichting, maar van initiatieven als het Grondstoffenakkoord en het Betonakkoord gaat wel een zekere stimulans uit. “Een groeiend aantal architecten stort zich inmiddels op circulair ontwerpen en ook opdrachtgevers nemen dit in hun uitvraag in toenemende mate mee. Zij anticiperen hiermee op een mogelijke toekomstige verplichting,” stelt Op den Brouw. 


Sturingsinstrumenten nodig?

Zowel het Grondstoffenakkoord als het Betonakkoord sturen aan op het toepassen van een percentage secundaire grondstoffen in productieprocessen. Bedrijven, gespecialiseerd in het recyclen van bouw- en sloopafval, vervullen in deze een belangrijke rol. In de ogen van de recyclers komt dit evenwel nog te langzaam van de grond. Op den Brouw: “Zolang er nog geen verplichting bestaat een zeker percentage secundaire grondstoffen in productieprocessen toe te passen, zullen economische afwegingen zwaarwegend zijn. Maar als secundaire grondstoffen kwalitatief vergelijkbaar en goedkoper zijn, zal de balans snel doorslaan. Dat is op dit moment de grootste bottleneck. Met name in de kunststofsector speelt dit momenteel parten. Een mogelijke wettelijke verplichting lijkt dan ook een sturingsinstrument bij uitstek.” 


Voortschrijdende inzichten

Op den Brouw: “De afgelopen decennia zijn tal van huizen (na)geïsoleerd, onder andere met purschuim. Nu dringt de vraag zich op of we dat, in het licht van recyclingmogelijkheden, nog op dezelfde manier zouden doen. Hetzelfde speelt bij gelamineerde houtconstructies voor grote overspanningen. Doet de toegepaste lijm in de toekomst geen afbreuk aan mogelijk hergebruik? En wat te denken van formaldehyde houdend spaanplaat, MDF of multiplex? Als we toe willen naar 100% circulariteit ontkomen we er niet aan opnieuw naar alle producten te kijken en de uitkomst daarvan te verdisconteren in designvraagstukken. Kennis van recycling zou idealiter gedeeld moeten worden met de ontwerpers. Ik pleit dan ook voor kennisdelen rond een product in de gehele keten van de wieg tot het graf.”

Kortom: ontwerp met oog op optimaal materiaalhergebruik aan het einde van de levenscyclus en streef naar nog meer standaardisering in de bouw. Uit esthetisch oogpunt gekozen unieke vormgeving kan in de toekomst het hergebruik van bouwdelen immers in de weg staan. Dat is vooral een spel tussen opdrachtgever, architect en bouwer. 

Op den Brouw pleit eveneens voor meer prefab bouwen. Dat reduceert onnodig materiaalverlies op de bouwplaats en vergt minder transport. 


Alle hens aan dek

Bij het streven naar meer circulariteit zijn veel spelers betrokken. Dat maakt het ook tot zo’n ingewikkeld proces. Zeker als je kijkt hoe wij nog altijd economie bedrijven. Op den Brouw: “In dat licht wil ik zeker nog het onderwerp circulair slopen aantippen. Een essentieel onderdeel in het Grondstoffenakkoord. Prijs en vaak onnodig opgelegde tijdsdruk hebben tot gevolg dat dit nog steeds niet de standaard werkwijze is. Ook vanuit deze sector zou wellicht nog wat meer moeite gedaan moeten worden om bruggen te slaan. Wil een circulair ontwerp gedurende de levenscyclus ten volle worden uitgebuit, dan dienen alle partijen in actie te komen!”