BEwerken ONLINE

Verandering van spelregels nodig

In een recent interview met Trudy Rood, senior beleidsonderzoeker en lid van het transitieteam Circulaire Economie Bouw en Aldert Hanemaaijer, Projectleider ICER beiden werkzaam bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) sprak BEwerken met hen over de kansen en uitdagingen voor de circulaire economie (CE) in Nederland.

Het PBL vormt een brug tussen wetenschap en beleid door het bijeenbrengen van kennis en het geven van advies aan de overheid. Het is bedoeld om beleidsmakers te voorzien van evidence-based informatie en aanbevelingen, zodat de overheid weloverwogen beslissingen kan nemen. Tevens brengt het PBL actief aandachtspunten in en geeft op verzoek informatie aan het ministerie en het kabinet.

Het Circulaire Economiedebat is in Nederland al een tijdje aan de gang, waarbij Trudy opmerkt dat er een langdurig parlementair debat is geweest. Het PBL-team heeft diverse keren kennis aangedragen om de discussie te voeden, onder meer over mogelijke doelen voor een circulaire economie en in de Integrale Circulaire Economie Rapportages, waarin de voorgang van de transitie naar een circulaire economie wordt geschetst.

In februari van dit jaar publiceerde het ministerie van IenW het Nationaal Plan Circulaire Economie (NPCE), waarin een reeks ambitieuze doelstellingen voor het land worden geschetst. Er is een enorme ambitie vanuit het NPCE, maar ook een mismatch tussen ambitie en ingezet beleid, aldus Aldert. Zowel het PBL als de Sociaal- Economische Raad (SER) hebben dan ook feedback gegeven op het plan, dat is samengevat in een reflectiebrief. Trudy: ‘Hierin hebben we verwezen naar het genereus opgestelde budget voor het klimaat, maar beperkte budget voor de Circulaire Economie. Zo wordt door implementatie van dit beleid vooral gekeken naar de achterkant, namelijk de recycling, terwijl we juist ook ons moeten focussen op de voorkant. En dat is helaas nog minder uitgewerkt in het NPCE. Zolang we de spelregels niet veranderen, gaan we het niet redden om tot een Circulaire Economie te komen.

Een van de adviezen van het PBL richting de opstellers van het NPCE is: “Overweeg een dynamische aanpak om innovatie te bevorderen” Hierbij zetten de koplopers de ondergrens en worden de volgers verplicht deze ondergrens minimaal aan te houden. Kunnen jullie hier meer over vertellen?

’Als totale economie staan we nog aan de beginfase op weg naar een circulaire economie en het is juist nu interessant voor bedrijven om te laten zien dat ze koploper zijn. Als we kijken naar de best presterende partijen, zouden die het voortouw kunnen nemen en een basis kunnen zetten voor de mogelijkheden. Er zijn al partijen bezig met modulair bouwen, het ontwikkelen van circulaire inkoopeisen enzovoort. Die resultaten zou je verplicht kunnen stellen voor alle bedrijven tussen nu en vijf jaar. Dit zou andere bedrijven stimuleren om meer circulaire praktijken toe te passen en erkenning en differentiatie bieden aan degenen die vooroplopen.’

Trudy stelt dat Nederlandse bedrijven zouden kunnen profiteren van de mogelijkheid om leiders te worden in de CEbeweging, erop wijzend dat dit hen een concurrentievoordeel zou kunnen opleveren op de EU-markt. De Europese Unie stelt steeds meer eisen stelt aan bedrijven om circulaire praktijken toe te passen, en Nederlandse bedrijven zouden er baat bij hebben om voorop te lopen. ‘Hoewel de uitvoering van het beleid een uitdaging kan blijken te zijn, is het een kans voor bedrijven om te innoveren en zich te onderscheiden in een snel ontwikkelende industrie.

‘Ooit waren de doelstellingen voor de UPV’s ambitieus, maar dat is verleden tijd. Het resultaat van de huidige structuur is vooral laagwaardige recycling. De huidige UPVdoelen geven bedrijven echter geen prikkels voor hoogwaardige recycling en om in productontwerp en -gebruik aandacht te geven aan het verminderen van het grondstoffengebruik of een langere levensduur. UPV is een belangrijk instrument in het NPCE, maar vraagt wel om ambitieuzere doelen. En dan bij voorkeur oplopende doelen in de tijd, zodat bedrijven structureel gestimuleerd worden om te innoveren. De bedrijven die duurzamere bedrijfsvoering en uitvoering omarmen, zullen dan een concurrentievoordeel op de markt hebben.

Hoewel deze “oude” systemen tot goede stappen hebben geleid, moeten we niet meer tevreden zijn met 65% recycling en inzameling. Zo zijn er hoopvolle voorbeelden van UPV’s in de textielbranche’ vult Aldert aan.

Beschikbaarheid van voldoende kritieke grondstoffen voor de energietransitie wordt in het NPCE geadresseerd, en is verder uitgewerkt in de Nationale Grondstoffenstrategie (EZK, 2022). Om de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen te vergroten, is onder andere aandacht nodig voor circulair ontwerp, hergebruik van onderdelen en het realiseren van een hoogwaardige recycling infrastructuur. Verdienen deze punten verdienen meer aandacht, ook in het NPCE?

‘We moeten verder gaan dan alleen de focus op afvalvermindering en recycling en ons concentreren op het grotere probleem van grondstoffen schaarste. Naarmate de wereldbevolking en consumptie groeit, zal de vraag naar hulpbronnen toenemen. Recycling alleen zal niet voldoende zijn om deze uitdaging aan te gaan. De vraag naar kritieke grondstoffen, zoals lithium, zal met name sterk toenemen. Grondstoffen als Lithium krijgt de recyclingbranche binnen via producten, maar moeten we exporteren omdat we dit als land zelf niet kunnen verwerken. Ook aan de voorkant is innovatie in het ontwerp van producten nodig om te zorgen dat dergelijke grondstoffen na de levensduur makkelijker zijn te recyclen.’

Trudy: ‘zo zit er een spanning tussen kwantiteit en kwaliteit. Nederland exporteert veelal afgedankte apparaten, omdat er weinig capaciteit is om die schaarse grondstoffen eruit te halen. Alleen een doelstelling op basis van percentages zoals in het afvalbeleid helpt daar niet bij. Hiervoor is apart beleid aan zowel de voor- als achterkant nodig. Nadenken over hoe efficiënt om te gaan met grondstoffen en het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen om minder milieudruk te veroorzaken, is essentieel. In opdracht van CB’23 wordtonderzocht wat de rol van een UPV in de Circulaire Bouweconomie zou kunnen zijn. Als je kijkt naar de flowcharts over materiaalstromen in de Nederlandse Economie die in de ICER 2023 staan zie je dat juist in de gebouwde omgeving een hele lage materiaalomloopsnelheid is. Is zo’n UPV dan wel een goed idee?)

Er zijn twee sporen zo stelt Trudy, kijkend naar de huidige oude gebouwen en wat daaruit voort zal komen, daar zou een UPV bij kunnen helpen, alhoewel de focus dan nog erg op recycling ligt en minder op hergebruik. Het tweede spoor is het bedenken van oplossingen aan de voorkant. Zo hebben we een woningopgave van 900.000 woningen. Die zouden zo circulair mogelijk ontworpen en gebouwd moeten worden zodat de meeste grondstoffen en materialen in de toekomst weer te gebruiken zijn. Op korte termijn kunnen we ook kijken naar het ontwerp en bouw van de benodigde installaties die nodig zijn in de bouwsector. Daar kunnen we ons richten op het modulair ontwerpen, reparatie en hergebruik van materialen nadat een dergelijke installatie defect is of vervangen moet worden.

Inzicht in hergebruik en reparatie is iets wat sinds de vorige ICER op de agenda staat, maar in werkelijkheid lastig te meten is. In de laatste ICER heeft het PBL moeten constateren dat er ondanks uitgevoerde studies, nog geen goed totaalbeeld is van de hergebruik- en reparatiefase van producten. Zo zijn er in verschillende branches meetmethodieken om dit bij te houden, zoals bijvoorbeeld in de textielbranche, waar kringloopwinkels bijhouden wat ze binnenkrijgen en weer verkopen als product. Aldert: ‘We zouden per productgroep een miniversie van ICER moeten hebben en niet puur blijven staren op recycling.

ICER 2023: Halvering Nederlands grondstoffengebruik in 2030 wordt met huidige trends niet bereikt. Wat is volgens het PBL de eerste maatregel die we zouden moeten nemen om het grondstoffengebruik te halveren?

De heilige graal is er niet, het is een mix van maatregelen en verschillende stappen, geven Aldert en Trudy aan. ‘Primaire grondstofbelasting, maar ook normering en wetgeving zijn nodig. Als we het gebruik van grondstoffen willen verminderen zodat we minder milieudruk veroorzaken, zullen we ervoor moeten zorgen dat ze niet verloren gaan. Dat betekent dat je storten en verbranden van grondstoffen zoveel mogelijk wilt voorkomen. Preventie aan de voorkant is altijd beter dan achteraf pleisters plakken. Bestaande instrumenten kunnen beter worden benut. Zo kunnen bij circulaire inkopen en UPV verdergaande eisen worden gesteld voor bijvoorbeeld een verplicht aandeel van recyclaat in producten. Cruciaal is daarbij de uitwerking en vormgeving van de instrumenten. The devil is in the details’.