betongranulaat_web

Het Circulair Materialenplan

LAP3 is een plan dat op landelijk niveau wordt opgesteld en waarmee vergunningverleners bij omgevingsdiensten rekening dienen te houden. Het LAP is daarmee bepalend voor de vraag welke activiteiten met afvalstoffen wel of niet vergund kunnen worden. Voor activiteiten met afvalstoffen zoals sorteren, breken en mengen is in het algemeen een vergunning nodig. Ieder lid van de BRBS heeft dus te maken met het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3).

Van LAP3 naar CMP1

Het LAP heeft een looptijd van 6 jaar en kan met 2 jaar verlengd worden. Bovendien kan het LAP tussendoor op onderdelen worden gewijzigd. Het huidige LAP3 is voor het laatst gewijzigd in 2021. In de brief aan de Tweede Kamer hierover heeft de toenmalige staatssecretaris ook aangegeven dat LAP3 wordt opgevolgd door een Circulair Materialenplan (CMP1). Hiermee wil de staatssecretaris de transitie naar een Circulaire Economie (CE) beter ondersteunen. We doen dat door onder andere meer aandacht te geven aan de voorkant van de keten, dus aan o.a. preventie en ontwerp en we willen dat het CMP meer ondersteunend is voor innovatieve verwerkingstechnieken die de CE stimuleren.

Wat is het CMP1 wel en wat is het niet

Het CMP is niet de heilige graal voor de realisatie van de CE. Het CMP heeft namelijk een beperkte invloedssfeer, ook andere instrumenten zijn nodig om een CE te bereiken. Denk bijvoorbeeld aan wet- en regelgeving omtrent productontwerp, gebruik van recyclaat of producentenverantwoordelijkheid. Het CMP is dus geen wondermiddel maar, omdat het CMP doorwerkt in besluiten rond vergunningen en ontheffingen, moet zijn meerwaarde niet worden onderschat. Het CMP blijft hét instrument om hoogwaardige verwerking van afvalstoffen te stimuleren, bij te dragen aan de kwaliteit van secundaire materialen of het vinden van een evenwicht tussen het in de keten houden van materialen enerzijds en het uitfaseren van zorgstoffen anderzijds. Ook is het bij uitstek een instrument om richting te geven aan ontwikkelingen die bijdragen aan de transitie naar een CE. Het heeft daarbij ook een functie als naslagwerk omdat het veel informatie over verschillende materialen bij elkaar brengt.

Het CMP is daarom één van de instrumenten om de transitie naar een CE te stimuleren, maar niet het enige. Het kan een belangrijke bijdrage leveren doordat het een brug is tussen de visie van het rijk op een CE enerzijds en de uitvoeringspraktijk anderzijds.

Contouren van CMP1 – wat blijft bestaan

Het CMP zal net als het LAP afvalbeheer blijven reguleren. Hiermee wordt invulling gegeven aan de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Maar ook, en eigenlijk belangrijker, omdat het beleid voor afvalbeheer onderdeel blijft van een CE. Hoogwaardige verwerking van afvalstoffen is een voorwaarde om tot een circulaire economie te komen en juist daar levert het CMP een belangrijke bijdrage.

Het CMP zal daarom ook nog steeds over het verbranden en storten van afvalstoffen gaan, omdat ook deze vormen van verwerking ook in de CE blijven bestaan. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille; stimuleren van hoogwaardige verwerking waarbij de aanwezigheid van (gevaarlijke) chemische stoffen hooguit een verwaarloosbaar risico voor mens en milieu veroorzaakt én storten en verbranden beperken tot waar het echt niet anders kan. De huidige sectorplannen van het LAP bevatten een nadere uitwerking van het afvalbeleid voor specifieke afvalstromen. Met het instrument minimumstandaard leggen we vast welke vormen van verwerking van die afvalstoffen wel en welke niet mogen worden vergund. Het principe van de sectorplannen en het instrument minimumstandaard komen ook in het CMP terug, met wel enkele belangrijke aanpassingen die we nog de revue laten passeren.

Contouren van CMP1 – wat wordt anders

Hoewel onderdelen van het LAP ook in het CMP gaan terugkomen, gaat er vanzelfsprekend ook het een en ander veranderen. Als we dan twee voorbeelden mogen noem, nadrukkelijk zonder hier volledig te willen zijn, de volgende. Er komt meer aandacht voor de voorkant van de keten. Zo wordt bijvoorbeeld een handreiking ontwikkeld om vergunningverleners te ondersteunen bij het betrekken van preventie bij vergunningverlening. Meer aandacht voor de voorkant voor de keten komt ook terug in de sectorplannen. De sectorplannen in het LAP hebben primair betrekking op de afvalfase van een materiaal. In het CMP worden een aantal van deze sectorplannen uitgebouwd tot ketenplannen. In deze ketenplannen beschrijven we alle relevante informatie over een materiaal of product van het ontwerp tot het verwerken. We gaan dus verder dan de afvalfase en dragen zo met deze informatievoorziening optimaal bij aan de CE.

In het LAP fungeert het instrument minimumstandaard vooral als ondergrens voor wat wel of niet mag met een afvalstof. Denk aan ten minste recyclen en dus niet verbranden en storten. De bedoeling is om in het CMP met dit instrument meer te gaan sturen op de meest hoogwaardige vorm van recycling, via het opnemen van een voorkeursvorm van recyclen. Het CMP moet bedrijven die een innovatieve, hoogwaardige verwerkingsmethode hanteren ondersteunen via de minimumstandaard. Ook willen we de minimumstandaard meer dan nu inzetten om de kwaliteit van secundaire materialen te bewaken. We zitten nu nog volop in de fase van uitwerken van ideeën.

Het CMP en bouw- en sloopafval

De stromen beton en hout horen bij de selectie van stromen waar als eerste een ketenplan voor wordt opgesteld. Aspecten als hoogwaardige recycling en kwaliteit van secundair materiaal zullen voor deze stromen dus al in de eerste versie van het CMP meer aandacht gaan krijgen dan nu in LAP3 het geval is. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe deze materialen zo circulair mogelijk als grondstof in te (blijven) zetten. Bij veel inerte afvalstoffen is immobilisatie een manier om verontreinigde stromen als bouwstof in de keten te kunnen houden. De rol van immobiliseren in de transitie naar een CE krijgt op dit moment de nodige aandacht. Wat dit gaat betekenen voor het CMP is op dit moment nog niet duidelijk. Beleidsvoornemens hierover worden nog verder onderzocht in het nog op te stellen Milieu Effect Rapport (MER).

Hoe ver zijn we en wat is de planning?

Het streven is om het CMP in 2024 in de inspraak te brengen en op 1 januari 2025 in werking te laten treden. Daarvoor willen we u betrekken omdat het CMP, net als het LAP, een praktisch document moet zijn voor alle gebruikers. Consultatie van de stakeholders is een belangrijk onderdeel van het proces. Na inwerkingtreding zijn we natuurlijk niet klaar, het CMP heeft het karakter van een groeimodel. Wellicht is er beleidsmatig of uitvoeringstechnisch weer voortschrijdend inzicht. Wanneer CMP1 in werking treedt zal het werken aan een eerste aanpassing waarschijnlijk al in volle gang zijn. Zo is en blijft het CMP een dynamisch instrument.

Marco Kraakman (RWS) en Tessa Hollaar (IenW)