BEwerken ONLINE

Circulair bouwen met het Moederbestek

Dat we met circulariteit aan de slag moeten in de bouw, dat is wel duidelijk. Ambities vanuit de EU, de Nederlandse regering en het Betonakkoord kunnen echter alleen waargemaakt worden als we ook aan de slag gaan. En dan horen we vaak toch dat we in de keten tegen een aantal punten aanlopen zoals: hoe zet ik dit in een contract, wat zijn nu de concrete eisen, krijg ik ook wat er beloofd is en hoe houden we het met elkaar praktisch. Daar is goed gereedschap voor nodig. En dat is een handschoen die BouwCirculair opnam.

Samen met SKG-IKOB en alle leden in de ketens voor beton, asfalt en groen is er vervolgens een systeem uitgedacht waarbij opdrachtgevers, aannemers en toeleveranciers met elkaar aan de slag kunnen. Dit heeft geresulteerd in het Moederbestek.

Wat is het Moederbestek?

Met het Moederbestek kan de opdrachtgever concretiseren wat de eisen zijn met betrekking tot duurzaamheid zoals circulariteit en CO2 reductie. Voor de aannemer is geregeld dat aangetoond kan worden dat aan de eisen van de opdrachtgever wordt voldaan. Daarvoor is de aannemer afhankelijk van zijn toeleveranciers. Omdat het hier over informatie gaat waar vertrouwen een belangrijke rol speelt, is ook geregeld dat de informatie onafhankelijk beoordeeld wordt.

Hiervoor heeft Moederbestek vier soorten producten ter beschikking gesteld:

  • Bestekteksten die een opdrachtgever kan gebruiken om in zijn RAW bestekken te verwerken;
  • Productbladen waarin eisen met betrekking tot circulariteit en de milieukosten indicator voor producten staan;
  • Een website waarin de informatie tussen opdrachtgever – aannemer en toeleveranciers ontsloten kan worden;
  • Een controle door een certificerende instelling die controleert of aan de eisen voldaan is.

Hoe werkt het Moederbestek?

Het Moederbestek begint bij de opdrachtgever. Die heeft de ambities en vertaalt die naar zijn bestek door gebruik te maken van de standaard bestekteksten. Deze teksten verwijzen weer naar eisen in productbladen. Deze eisen gaan zowel over het slopen en verwijderen van materialen als om het gebruiken van de secundaire materialen in nieuwe producten.

Er is bijvoorbeeld een minimale eis bij het slopen van 75% voor beton. Dit betekent dat er een stoffeninventarisatie moet zijn waaruit blijkt hoeveel beton er uit het bouwwerk komt. Vervolgens dient minimaal 75% van het vrijgekomen beton afgeleverd te worden bij een verwerker met een BRL 2506-1 certificaat voor toepassing al toeslagmateriaal in beton.

De cirkel is natuurlijk pas rond als dit granulaat ook ergens als toeslagmateriaal in beton gebruikt gaat worden. Dat is geregeld door eisen te stellen aan de bouw. Voor beton zijn er productbladen voor bijvoorbeeld betonstraatstenen, kolken, keerwanden en betonmortel voor fietspaden. De eisen voor een betonstraatsteen zijn naast de technische eisen die er normaal al zijn:

  • Circulariteit 15% wat inhoudt dat 15% van het volume van het toeslagmateriaal dient te bestaan uit secundair toeslagmateriaal dat is voorzien van een CE-markering op basis van de NEN-EN 12620;
  • Milieukosten Indicator (MKI) van € 23 per m3 wat betekent dat er een levenscyclusanalyse (LCA) van het betreffende product beschikbaar dient te zijn. Deze MKI dient te voldoen aan de bepalingsmethode van de Nationale Milieu Database.

De aannemer dient nu bij zijn toeleveranciers de materialen te bestellen die aan deze eisen voldoen. De vraag wordt bij toeleveranciers neergelegd en deze komen met producten waar naast het gebruikelijke bewijsmateriaal zoals prestatieverklaringen en verklaringen voor besluit bodemkwaliteit, nu ook het bewijs voor de MKI en circulariteit overhandigd dient te worden. Bewijs voor de MKI is een gevalideerde LCA. Voor beton kan dit ook aangetoond worden met bijvoorbeeld een LCA van een leverancier die ook gecertificeerd is om LCA’s te maken. Circulariteit kan aangetoond worden met een verklaring van de toeleverancier. Deze verklaring zal dan wel overeen moeten komen met de informatie die in de LCA staat.

Dit is aardig wat informatie die uitgewisseld moet worden tussen opdrachtgever, aannemer en toeleverancier. Daarom wordt er gebruik gemaakt van een website, de Projectenmodule, waarbij de opdrachtgever, de aannemer, toeleverancier en de certificerende instelling hun gegevens kwijt kunnen.

De rol van de certificerende instelling is om vast te stellen of de aangeleverde gegevens betrouwbaar zijn. Dit begint met een controle of alle gegevens in de Projectenmodule gezet zijn. Daarna wordt een tweede controle gedaan om te kijken of de gegevens die zijn aangeleverd kloppen. Als er nog wat punten open staan krijgt de aannemer een kans om deze aan te passen en deze aanpassing wordt ook nog gecontroleerd. Als alle controlepunten op groen staan dan krijgt BouwCirculair het bericht dat het project voldoet aan de eisen.

Enkele ervaringen tot nu toe

Met drie jaar ervaring met controles voor het moederbestek zien we dat we met z’n allen veel geleerd hebben. De belangrijkste ervaringen die we hebben zijn:

  • Opdrachtgevers zetten duurzaamheid steeds vaker met concrete eisen in het bestek;
  • De administratie van de aannemers wordt steeds beter ingericht op het aanleveren van de nodige gegevens. De hele stroom van bestek naar leverbonnen en onderliggende bewijzen als LCA’s en relevante certificaten is steeds vaker aanwezig;
  • Toeleveranciers van bouwmaterialen leveren steeds vaker een goede onderbouwing over de MKI en circulariteit;
  • Als controlerende instelling zien we steeds beter waar kansen en problemen zijn op het gebied van circulariteit. We zien bijvoorbeeld dat de eisen soms niet helder zijn geformuleerd of dat het voor de markt nog moeilijk of juist heel makkelijk is om aan bepaalde eisen te voldoen.

Conclusies

Met de ervaringen die we nu met elkaar hebben zien we dat het voor gemeenten makkelijker is geworden om circulariteit uit te vragen. Dit betekent wel dat deze vraag bij steeds meer aannemers terechtkomt. Deze aannemers nemen dan de uitdaging aan. Maar voor deze uitdaging is kennis nodig. Enerzijds over het wat circulariteit is. Anderzijds over het aantonen. Want hoe bewijs je nu dat je de materialen uit het gebouw dat je gesloopt hebt ook weer circulair gebruikt worden en welke bedrijven kunnen materialen uit de sloop verwerken tot herbruikbare bouwmaterialen? Hoe toon je als aannemer aan dat de producten die je aangekocht hebt ook circulair zijn? Tijdens de projecten hebben we met z’n allen veel geleerd en deze lessen vastgelegd in verbeterde productbladen, bestekteksten en protocollen waarmee de vragen beantwoord worden. En zo komen we met elkaar steeds een stap dichter bij circulair bouwen.

Door Ton van Beek, SKG-IKOB