Knelpunt_web

Knelpunten Regeling Bodemkwaliteit toegelicht

In het vorige nummer van BEwerken was te lezen dat met de introductie van de Omgevingswet een nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2022 meekomt die aandacht behoeft in de sector. De genoemde zorgpunten is in een aantal constructieve gesprekken met het Ministerie van IenW, ILT, Bodem+ en schemabeheerders doorgenomen. Dit artikel geeft de strekking weer van een verhelderende memo dat naar aanleiding daarvan door het ministerie en Bodem+ is opgesteld en dat de grootste zorgen weg kan nemen.

De memo wordt verspreid onder de erkende certificaathouders en gepubliceerd op het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Voorzien is dat de memo een groeidocument is, dat regelmatig updates zal krijgen. Een wijziging van de Regeling is niet voorzien.

Overbruggingsperiode

De Regeling bodemkwaliteit vereist aanpassingen van de NL-BSB®-beoorde-lingsrichtlijnen. De doorlooptijden voor aanpassingen zijn echter langer dan de tijd die nog resteert tot de invoering van de Omgevingswet en de Regeling bodemkwaliteit. Daarom is aangegeven dat bestaande normdocumenten (beoordelingsrichtlijnen) en erkenningen in stand kunnen blijven en worden schemabeheerders opgeroepen om met het wijzigen van de beoordelingsrichtlijnen aan de slag te gaan. Daarbij zegt IenW een actieve deelname toe. De memo zal nog duidelijk maken welke eisen uit de Regeling bodemkwaliteit, die nog niet in de beoordelingsrichtlijnen staan, vanaf 1 januari 2024 moeten worden opgevolgd. Het ministerie stelt dat met deze Regeling bodemkwaliteit (en het nog lopende verbetertraject van het Kwalibostelsel) wordt bijgedragen aan het vertrouwen in de markt voor het afnemen en toepassen van bouwstoffen, grond de baggerspecie die worden geproduceerd onder de erkende kwaliteitsverklaring.

Milieuverklaring

In de nieuwe Regeling bodemkwaliteit is verduidelijkt dat een erkende kwaliteitsverklaring (milieuverklaring) door de producent zelf moet worden opgesteld, afgegeven en ondertekend voor elke afzonderlijke partij. Alleen een kopie van het productcertificaat (vaak het zogeheten NL-BSB®-certificaat) volstaat niet. Het ministerie legt in een memo en op IPLO uit wat moet worden vermeld op deze erkende kwaliteitsverklaring. Zo zal op de milieuverklaring iets verklaard moeten worden over de conformiteit van het product ten aanzien van de eisen die zijn gesteld in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit (dit is de bekende lijst met grenswaarden voor 15 metalen, 4 anionen en 3 somparameters voor de samenstelling organische parameters) en over de waarschijnlijke aanwezigheid van niet-genormeerde stoffen. Op basis van deze nadere uitleg kan door een goede redactie van de milieuverklaring worden voorkomen dat de producent de ondertekening van deze verklaring niet kan verantwoorden. De afnemer en toepasser moeten kunnen vertrouwen op deze milieuverklaring. De precieze inhoud moet nog verder worden afgestemd en uitgewerkt. Wat betreft de colleges van deskundigen wordt er aangestuurd op een uniforme aanpak.

Niet genormeerde stoffen

Het ministerie initieert een breed onderzoek naar de waarschijnlijke aanwezigheid van niet-genormeerde stoffen in bouwstoffen en eigenschappen die de toepassing ervan ongeschikt kunnen maken. Dit onderzoek zal naar verwachting voor de zomer van 2024 klaar zijn. Het onderzoek naar niet genormeerde stoffen zal de producent naar verwachting ondersteunen bij de eis om zulke stoffen te vermelden op de erkende kwaliteitsverklaring.

Producttype

Als gevolg van de definitie van producttype in de nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2022 kan een knelpunt ontstaan waardoor het gevaar bestaat dat clusterregelingen en productgroepregelingen moeten worden ingetrokken. Dit zijn regelingen waarmee op eenvoudige wijze meer producten onder certificaat zijn gebracht en onnodige keuringskosten worden beheerst. Bij nadere uitleg blijkt dat vergelijkbaarheid van producttypen moet gaan over de milieukwaliteit zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Dit kan betekenen dat de producttypering van BRL 2506, die uitvoerig statistisch is onderbouwd en die aantoont dat bepaalde soorten granulaten een gelijkende milieukwaliteit hebben, nog steeds samen kunnen worden onderzocht in een productgroep. Nader overleg hierover is nog nodig.

Factor 1,4

Deze factor is een zekerheidsmarge die bevoegd gezag moet hanteren voordat hij tot afkeur van toegepaste producten kan overgaan. Door meetonzekerheden kan met de voorgeschreven methoden van de Regeling bodemkwaliteit niet met 100% zekerheid de kwaliteit worden vastgesteld. Ook in de k-waarde systematiek zit een bepaalde onzekerheid. Om te voorkomen dat onterecht afkeur plaatsvindt is deze factor geïntroduceerd, maar door de opzet van de Omgevingswet is deze niet meer in de Regeling opgenomen. De (statistische) onderbouwing kan (en moet) echter nog steeds gebruikt worden. Het ministerie heeft uitleg hierover op de IPLO-website geplaatst.

Levering van partijen uit een productstroom

r zijn in de Regeling bodemkwaliteit 2022 aanvullende administratieve voorwaarden gesteld voor het splitsen en opbulken van partijen. Het principe is dat een partij moet kunnen worden gevolgd van producent tot en met toepassing. Bij tussenhandel levert dit problemen op, maar ook bij productieprocessen waar een product vrijwel continu van de band loopt. Het is de verantwoordelijkheid van de producent om de juiste papieren bij een partij mee te leveren en bij splitsing of opbulken blijft dit het geval. Hoe dit precies te regelen bij continu productstromen die virtueel zijn opgeknipt is nog niet duidelijk.

Het ministerie is volop aan het werk met verheldering en ondersteuning voor de genoemde knelpunten. Dit wordt gedeeld met BRBS Recycling. Dat zal ertoe leiden dat er zoveel mogelijk voor 1 januari 2024 duidelijkheid wordt geboden over hoe de regels moeten worden geïmplementeerd. De aanpassing van certificatieregelingen (beoordelingsrichtlijnen) is per definitie een kwestie van lange adem. In de tussenliggende tijd is de juridische status van de Regeling bodemkwaliteit niet anders dan nu op schrift staat. Enkele aanpassingen in de bedrijfsvoering zijn dus nodig per 1 januari 2024. Het kan voorkomen dat na de jaarwisseling onzekerheden optreden en discussies met bevoegd gezag, maar met de samenwerking met het ministerie moeten knelpunten snel oplosbaar zijn. Gezien de constructieve discussie mag verwacht worden dat redelijkheid wordt betracht.

Wordt vervolgd.